Thuis breide ik in die tijd Barbiekleertjes, een eerste trui voor mezelf en toen ik negen was leerde mam mij sokken breien!.
Daarna was ik niet meer te stoppen. Sinds die tijd heb ik altijd minstens 1 werkstuk op de pennen staan, meestal 2 of drie en in mijn hoofd ontwikkel ik dan al het idee voor een volgend werkstuk.
In mijn jaren op de Pedagogische Academie breide ik ook in de klas. De leraren hadden daar geen enkele moeite mee.
Uit Ariadne en Burda zocht ik de meest kleurrijke patronen uit. Uit een Burda uit 1983 kwam het patroon van een Oceaangolf. Een trui gebreid in 17 kleuren. Ik droeg hem tijdens mijn sollicitatiegesprek en werd prompt aangenomen als activiteitenbegeleidster op de handwerkafdeling bij de St. Pepijnklinieken. Tot de geboorte van Gwen in 1991 heb ik daar met veel plezier gewerkt. Mijn creativiteit kon ik kwijt in het ontwerpen van gebreide knuffels. Zo ontstonden Dombo, Mickey en Mini Mouse en Asterix in gebreide vorm. Na de geboorte van onze kinderen Gwen en Thuur richtte ik me op het breien van babytruitjes, vestjes en mutsjes. Ook voor mijn man Frans en voor mezelf ben ik truien blijven breien, ook in de jaren negentig toen breien ‘uit'raakte.
Nu is breien weer helemaal hip en sinds mijn recordpoging in februari 2005 houd ik me ongeveer 5 uur per dag met breien en alles wat daarbij hoort bezig. |